Afgelopen vrijdag gaf ik voor de tweede keer mijn inleiding bij het concert van Het Gelders Orkest ‘Vivaldi – De 4 Jaargetijden’: voor de pauze een symfonie van C.Ph.E. Bach, gevolgd door het vioolconcert in a klein van J.S. Bach, en na de pauze de Vier Jaargetijden van Vivaldi. Een klein ensemble onder aanvoering van de concertmeester van het Koninklijk Concertgebouworkest Vesko Eschkenazy. Het is meestal een rustig, beetje lonely baantje, dat concert-inleiden. Je meldt je bij de balie, zegt wat je komt doen, en dat wordt je allervriendelijkst ‘doorgezet’ naar de collega’s van de techniek, want in het aparte zaaltje moet de beamer en de microfoon getest. En dan een glaasje water, en klaar voor de start ben je.
Ik ben altijd benieuwd hoeveel mensen de moeite nemen (of de nieuwsgierigheid hebben) om een uurtje eerder te komen, zodat ze een inleiding kunnen horen op de werken die ze uitgevoerd gaan horen worden. Meestal zijn dat er tussen de 25 en de 50. Ik probeer altijd een goed verhaal te hebben. In ieder geval meer en anders dan er al in het uitgedeelde programma-flyertje te lezen is. Zo min mogelijk jaartallen dus. Zo veel mogelijk context en achtergronden: in wat voor tijd zijn deze werken gecomponeerd? Hoe dachten ze toen over muziek en over hun leven? Hoe moeten we de bedoelingen van de componisten -als we die al kennen- interpreteren? Op die manier probeer ik een eenheid te maken van het programma van die avond, en de bezoeker een extra dimensie mee te geven bij het luisteren. Ik heb daarbij een mooie presentatie, zo een die in- en uitzoomt, en mijn verhaal ondersteunt en lardeert met namen, citaten, afbeeldingen en foto’s. En soms zelfs wat toegankelijke analyse.
De laatste keer liep het echter iets anders. In Cultura (Ede) hadden ze een ‘voorconcert’ ingelast, op de plek waar ik anders van te voren zou staan met mijn inleidende verhaal. Dus was me gevraagd om in de zaal zelf 2 x 5 minuten vol te praten. Tuurlijk! Hoe groter het publiek hoe leuker. Maar jee… wat kan ik in 5 minuten vertellen wat niet al in het programmaboekje staat?! Zonder het toch ook wel prettige houvast van mijn flitsende prezi? Van de beide Bachs kon ik vertellen door het publiek mee te nemen naar die avond aan het hof van Frederik de Grote in mei 1747, waar de verschillende werelden en verschillende tijdperken langs elkaar schampten, die van vader en zoon Bach. We hielden er het magistrale ‘Musikalisches Opfer’ van vader Bach aan over. En een interessant boek van James Gaines ‘Een avond in het paleis van de rede‘. Bij Vivaldi weidde ik bondig uit over de ‘Ospedale‘ in Venetië, en kon ik even aandacht besteden aan een van de vier sonnetten die ten grondslag liggen aan Vivaldi’s grootste hit.
Er zaten veel mensen in de zaal, veel meer dan ik gewend ben in mijn gehoor. Mijn versterkte stem kaatste de zaal rond, en de spots schenen hinderlijk in mijn gezicht, waardoor ik niemand kon aankijken. Toch ging het eerste praatje redelijk, en het tweede… lekker! En dan schuif ik aan op een vrije stoel, en geniet van het concert. En er was genoeg te genieten; met name Vivaldi blijft me verrassen door de originele invallen en spannend samenspel tussen de solerende viool en het orkest. Jammer dat het werk bij veel mensen (ook bij mij nog soms) op achterstand staat door de dodelijke overbekendheid ervan. Het blijft een raar baantje, dat concert-inleiden. ‘Randprogrammering’ is de term geloof ik. Je kunt best gemist worden, maar je voegt toch iets toe. In ieder geval is het leuk om te doen!
Comments